ONTSLAGRECHT WORDT RECHT OP ONTSLAG Recent heeft het kabinet bij monde van haar minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr. P.H. Donner, aan de STAR advies gevraagd met betrekking tot haar plannen het ontslag-recht fundamenteel te wijzigen. Volgens velen is dat een onzalig plan. Onderstaand zal ik schetsen waarom. In de discussie met betrekking tot de aanpassing van het ontslagrecht wordt vaak gesteld, dat het huidige systeem verouderd is en niet meer voldoet aan de behoeften van het bedrijfsleven. Het nieuwe systeem zou evenwichtiger zijn en zowel de rechten van de werknemers beschermen alsook tegemoet komen aan de gerechtvaardigde verlangens van de werkgevers. Hierbij wordt vaak de nadruk gelegd op het wettelijke recht op een vergoeding en scholing voor de werknemer. Tevens zou het de mobiliteit op de arbeidsmarkt bevorderen en een positieve uitwerking hebben op de werkgelegenheid. Het nieuwe stelsel heeft echter veel verdergaande gevolgen heeft, die tot op heden in de discussie volstrekt onderbelicht zijn gebleven. De vraag is of het huidige systeem echt zo ingewikkeld is als de werkgevers ons willen doen geloven? Enerzijds kan men een ontslagvergunning aanvragen bij het CWI en anderzijds kan men bij de kantonrechter een ontbindingsverzoek indienen. Men noemt dit het duale stelsel. In het eerste geval duurt de procedure zo`n 1 à 2 maanden en dient de werkgever daarna de arbeidsovereenkomst op te zeggen met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Voordeel is dat er geen (ontslag)vergoeding betaald hoeft te worden. De procedure bij de kantonrechter duurt ong. even lang, maar heeft als voordeel dat na het oordeel van de rechter er geen opzegtermijn meer in acht genomen hoeft te worden. De werkgever loopt wel het risico dat hij een vergoeding aan de werknemer dient te betalen. Uitgangspunt daarbij is de zgn. kantonrechtersformule (globaal 1 maandsalaris voor ieder jaar dienstverband). De werkgever heeft de vrije keuze tussen de sector kanton van de Rechtbank en het CWI en zal deze vaak laten afhangen van de voorkeur voor een snellere of goedkopere procedure. Als men echt van het BBA af wil (en dat zou de enige reden voor het plan zijn), dan kan men de BBA bescherming ook in het Burgerlijk Wetboek incorporeren. Op die manier komt er ook een einde aan het duale stelsel. Of leg het primaat bij het CWI en maak de sector kanton weer de uitzondering zoals het indertijd bedoeld was (of desnoods omgekeerd). Deze, en andere, voorstellen zijn echter voor de werkgevers onbespreekbaar. Werkgevers stellen vaak dat de ontslagprocedure te lang duurt, te gecompliceerd is dan wel te duur uitvalt voor de werkgever. De Amsterdamse kantonrechter Ulrici heeft in een artikel in “Het Financieel Dagblad” van 07 augustus 2007 al deze argumenten een voor een onderzocht en te licht bevonden:
1.
de
procedure bestaat uit een verzoekschrift, een verweerschrift, waarna de
mondelinge behandeling volgt. Een goed werkgever zal enerzijds dus niet vaak tot ontslag hoeven over te gaan, omdat hij de nodige voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, terwijl een slecht werkgever op de blaren moet zitten van het vuurtje dat hij zelf aangestoken heeft. De waarschijnlijk werkelijke reden voor de aanpassing van het ontslagstelsel is neergelegd in de adviesaanvrage van het kabinet aan de STAR: “de kosten en lasten van het ontslagrecht voor de werkgevers te minimaliseren”. Het hele voorstel ademt dan ook de sfeer uit dat kostenminimalisatie voor werkgevers het enige belang is. De belangen van de werknemers en in iets verder verwijderd verband de samenleving worden daaraan opgeofferd. Immers het nieuwe stelsel kent geen enkele verbetering voor de (rechtspositie van de) werknemer, maar uitsluitend verslechteringen (de pretentie dat het voorstel voor flexwerkers een verbetering zou zijn wordt nergens waargemaakt). Het ontslagplan van het kabinet “raakt de kern van het arbeidsrecht en trekt daarmee de stop uit de fles, waardoor die fles leeg loopt”, volgens mw. mr. W. Roozendaal, promovenda van de Radboud Universiteit te Nijmegen. Het nieuwe ontslagstelsel lost ook weinig op en roept veel nieuwe vragen in het leven. Het is dan ook tekenend dat criticasters van het huidige stelsel zoals prof. mr. E. Verhulp, hoogleraar arbeidsrecht, ook weinig in dit nieuwe stelsel zien. Het is zelfs de vraag of op de lange(re) termijn dit nieuwe stelsel voor werkgevers voordeliger zal zijn. Met de rust op het arbeidsfront (Nederland kent o.a. in Europa de minste stakingsdagen per jaar) is het gedaan nu de arbeidsverhoudingen worden verscherpt en de vakbeweging dit verlies zal gaan compenseren op andere terreinen, b.v. hogere looneisen. Immers versoepeling van het ontslagrecht raakt het hart van de arbeidsverhoudingen in Nederland, aldus de FNV. Het grootste nadeel van het nieuwe stelsel is dat het totale machtsevenwicht tussen werkgever en werknemer is verdwenen. Iedere praktijk arbeidsrechtjurist weet, dat ondanks de emancipatie van de arbeider, de werknemer nog steeds in de onderliggende positie verkeert ten opzichte van de werkgever en dit broze evenwicht verdwijnt. Of zoals drs. Ronald Paping, Directeur van de Woonbond het onlangs verwoordde: “Onvoldoende wordt beseft dat er niet alleen een machtsverschil is tussen insiders en outsiders, maar ook tussen werkgevers en werknemers. Maatregelen die de sociale bescherming van insiders verminderen om outsiders meer kansen te geven, leiden uiteindelijk tot een verlaging van bescherming voor iedereen waardoor gewone, modale mensen gedupeerd worden". Dit doet ook geweld aan de compensatie van de ongelijke machtsverdeling, dat uitgangspunt van het arbeidsrecht was en is. Reeds nu wordt bijna ieder ontbindingsverzoek bij de kantonrechter of ontslagaanvrage bij het CWI geaccepteerd (in 2006 werd 98% resp. bijna 90% gehonoreerd), Of zoals M. Winter, Directeur van de Gouden Handdrukspecialist het zegt: “Een werkgever kan binnen 2 maanden iedere werknemer ontslaan”. Ook kan 3x een contract voor bepaalde tijd aangeboden worden, dat van rechtswege afloopt, dat wil zeggen zonder dat een rechter of het CWI eraan te pas komt. Nu nog heeft de ontslagbescherming een mitigerende invloed op het aantal ontslagen. Immers men moet een (redelijke) grond aanvoeren voor een ontslag op straffe van een weigering van de toestemming. In het nieuwe stelsel zal deze volledig zijn verdwenen. Zonder dossier en zonder enige redelijke grond kun je altijd ontslagen worden en volgens werkgeversvoorzitter Wientjes (VNO/NCW) is dat ook de bedoeling. Schept dit nieuw werk zoals de werkgevers beweren? Nee, dit is nog nooit aangetoond en wordt onder economen dan ook met een flinke korrel zout genomen Het gaat mij te ver (en de ruimte daarvoor ontbreekt ook) hier alle negatieve punten uit het kabinetsvoorstel weer te geven, maar de belangrijkste daarvan (en haar gevolgen) zijn de volgende:
1. de preventieve ontslagtoets wordt aangeschaft, dat wil zeggen
dat zonder enige voorafgaande toetsing een werkgever iedere werknemer kan
ontslaan. De werknemer zal zelf, op eigen kosten, de stap naar de rechter moeten
zetten. Hiermee wordt het huidige systeem op zijn kop gezet, aldus unaniem alle
deskundigen; Resumerend kunnen we dan ook concluderen dat de herziening van het ontslagrecht overbodig is. In de praktijk krijgt een werkgever nu al (nagenoeg) altijd toestemming de arbeidsovereenkomst te beëindigen (zie de genoemde cijfers van het CWI en sector kanton). Het kost slechts wat tijd en/of geld, maar zo`n procedure kan redelijk snel verlopen. Zeker na de afschaffing van de pro forma ontbindingsprocedure, die tot een forse daling van het aantal procedures en de kosten heeft geleid, is aan deze herziening geen behoefte. Het ontslagrecht en de ontslabescherming wordt met het kabinetsvoorstel in de praktijk een Recht op Ontslag. Wat de werkgever ook doet of zegt, het gevraagde ontslag komt er hoe dan ook. De werknemer rest slechts een discussie omtrent de hoogte van de ontslagvergoeding. Het Nederlandse ontslagstelsel wordt, zo heeft de FNV berekend, een van de soepelste van de westerse wereld. Het is dan ook geen wonder, dat de werkgevers luidkeels hun instemming met dit voorstel hebben beleden. De vraag is echter of we op deze prestatie wel zo trots moeten zijn.
mr. A. van Deuzen, |